De eerste berichten na het einde van de Tweede Wereldoorlog in Maastricht. Koningin Wilhelmina en Eisenhower maken de situatie bekend.
Proclamatie van H. M. de Koningin |
Leve het Vaderland!
Nederland herrijst.
De bevrijding is begonnen.
Landgenoten:
Er hangt veel af van Uw rustige, ordelijke en eendrachtige houding in de komende dagen. Werkt allen mede deze een ordelijk verloop te geven.
Gehoorzaamt stipt de bevelen van het geallieerd Opperbevel, waarmede de regering een nader bekend te maken regeling getroffen heeft. Luistert naar de aanwijzingen van Uw Nederlandsch militair gezag, dat krachtens die regering, onder leiding en verantwoordelijkheid der Nederlandsche Regeering, zijn taak in overleg met het geallieerde Opperbevel vervult.
In het vertrouwen, dat U spoedig uitvoeriger bericht kan worden, wil ik U thans reeds mededeelen, dat de regelingen zijn getroffen, geheel in overeenstemming met onze democratische beginselen, waarbij onmiddellijk en tot den tijd dat de wettige verkiezingen zullen zijn gehouden, tijdelijke vertegenwoordigingen in staat en provincie en gemeente kunnen optreden.
Ik en mijn verantwoordelijke raadgevers hopen spoedig weer op vader-landschen bodem te zijn ten einde de leiding van 's lands taken weer op te nemen. Het kabinet stelt zich voor, bij terugkomst zijn ontslag te vragen, waarna ik den spoedigste opdracht tot samenstelling van een nieuw ministerie zal geven.
WILHELMINA.
P. S. Gerbrandy, minister voor Algemeene Oorlogvoering van het Koninkrijk; H. Van Boeyen, minister van Algemeene Zaken; E. N. Van Kleffens, minister van Buitenlandsche Zaken; O. J. Van Heuven Gordhart, minister van Justitie; J. A. W. Burget, minister van Binnenlandsche Zaken; G. Bolkestein, minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen; J. Van den Broek, minister van Financiën; Van Ludith de Jeude, minister van Oorlog; J. Th. Furstner, minister van Marine; J. W. Alhards, minister van Waterstaat; J. Van Den Broek, minister van Handel, Nijverheid en Landbouw; a. r. De Booy, minister van Scheepvaart en Visscherij; J. Van Den Tempel, minister van Sociale Zaken; H. J. Van Mook, minister van Koloniën; E. Michiels Van Verduynen, minister zonder Portefeuille. |
|
Proclamatie van Generaal Eisenhower |
NEDERLANDERS:
De dag der bevrijding is aangebroken.
Er ligt een lange, harde weg achter U en achter ons. Tot nu toe hebben wij ver van elkander strijd gevoerd. Gij op uwe wijze, wij op de onze, terwijl onze Russische Bondgenoten aan het Oostfront hun heldhaftige bijdrage hebben geleverd aan het verslaan van den vijand. Thans is het tijdstip niet ver verwijderd, waarop de duisternis van de Duitsche verdrukking geheel zal verdwijnen. Nu kunnen wij met Gods hulp gezamenlijk den vijand uit Uw land verdrijven en de eindoverwinning behalen. Onze soldaten zijn daartoe de Uwe en de Uwe zijn de onze.
I. Er moet nog veel gedaan worden. Hare Majesteit Koningin Wilhelmina en Hare Regeering hebben ermede ingestemd, dat bij mij, als Opperste Bevelhebber van het Geallieerde Expeditieleger, waar dit in het belang van de oorlogvoering noodig mocht blijken, zeggenschap in bestuursaangelegenheden zal berusten. Het ligt echter in de bedoeling dat, in het algemeen, deze bevoegdheden zullen worden uitgeoefend door het Nederlandsche Militair Gezag en de betrouwbare leden van de Nederlandsche Overheid.
II. Gij weet allen wat wij nog voor den boeg hebben. De vijand is wreed en meedoogenloos, veel bloed zal waarschijnlijk nog moeten vloeien alvorens onze taak is beëindigd. Van alle beschikbare middelen zal gebruik dienen te worden gemaakt om den vijand uit Uw land te verdrijven. De strijd zal verdere ontberingen van U vergen. Gij zult beseffen dat oorlogsmaterialen den voorrang moeten hebben, naar ons streven zal er op gericht zijn U den bijstand te verleenen, dien Gij in zoo ruime mate behoeft.
III. Nederland van den indringer te bevrijden eischt Uw aller medewerking. Ieder van U kan direct de behulpzame hand bieden door mede te werken aan het bewaren van de openbare orde en rust en door Uw gewone werkzaamheden voort te zetten. Waar dit mogelijk zal zijn, zal ik een beroep op Uw directe medewerking doen.
IV. Ik weet, dat ik bij de uitoefening van mijn taak op Uwe volle medewerking kan rekenen.
Wees geduldig, het einde is thans in zicht.
De opperste Bevelhebber van het
Geallieerde Expeditieleger.
De Generaal.
DWIGHT D. EISENHOWER. |
|
|